Zo massaal als we de sneeuwklokjes tegenkomen, is dit veel minder het geval bij de winterakoniet.
De standplaats moet aan nogal wat eisen voldoen. Geen zware kleigrond, de zandgrond niet te licht, genoeg voeding, voldoende vocht, een goed functionerend bodemleven en de winterakoniet gedijt niet bij wateroverlast. Maar als ze er dan massaal staan en bloeien in de zon, is het echt feest alsof de grond straalt met al dat geel. Je ziet de winterakoniet als kleine gele bolletjes boven de grond komen. De bloemen vallen eerst op, later wordt het blad duidelijker zichtbaar.


Bij zonnig en zacht weer met wat hogere temperaturen komen er veel hommels en bijen af op deze vroege bloeiers. Bestuiving door deze insecten is essentieel voor het verkrijgen van zaad. Mieren spelen een rol bij de verspreiding van de zaden. Het duurt zo’n drie jaar voordat vanuit zaad zich een bloeiende plant kan ontwikkelen.
Winterakonieten vermeerderen zich ook goed door de vorming van nieuwe knolletjes. Na de bloei ontstaat er een hele decoratieve zaaddoos in het midden van het bijna schotelvormige blad. De zaaddoos springt open en rondom de bloeiende planten zijn dan ook in het voorjaar de ontkiemende zaden van het jaar daarvoor te zien met hun frisse lichtgroene blaadjes…