De bleekgroene, vlezige, gootvormige bladeren die her en der als haren op een hond staan, maken nieuwsgierig.
De bloemetjes aan de bloemstengel van de knikkende vogelmelk zijn enigszins naar één kant gekeerd. Ze staan eerst opgericht en later knikkend. Als de bloemstengels omhoog komen met hun gesloten knikkende knoppen ligt het lange loof bijna platgeslagen op de grond. Het is dan ook een veld met veel loof en bloemstengels waarvan de witte stervormige bloemen zich bij zonnig weer openen. Na de bloei hangen de dikke zaaddozen sierlijk aan de stengel.


De bloeitijden verschillen enorm van plek tot plek.
Dat kan te maken hebben met de herkomst van het oorspronkelijke uitgangsmateriaal waarmee gekweekt is. Knikkende vogelmelk doet het goed onder bladverliezende struiken, loofbomen en op halfopen plaatsen. Ook in de zon doet de knikkende vogelmelk het goed. De soort plant zich voort door zaad, waarbij mieren een belangrijke rol spelen. Daarnaast vormen de witte bollen gemakkelijk nieuwe bolletjes. De plant wordt twintig tot vijftig centimeter hoog.