De bonte krokus is te herkennen aan zijn donkere kelen en is in het verleden veel aangeplant.
De huidige selecties van deze soort zijn vaak te herkennen aan grotere bloemen. Er zijn plekken waar alleen de lila vorm (Crocus vernus subsp. vernus) voorkomt en er zijn plekken waar de witte (Crocus vernus subsp. albiflorus)en lila vormen door elkaar heen voorkomen. De kleuren zijn terug te voeren op verschillende herkomst uit Europa. Verspreiding met zaad of bolletjes van deze oude populaties verdient in dit geval de voorkeur boven aanplant van andere soorten. Krokussen kruisen gemakkelijk, daarom is er wat voor te zeggen om voorzichtig te zijn met de aanplant van andere soorten krokus als er reeds een oude populatie staat.
De soort zaait zich goed uit, waarbij ook hier de mieren weer een belangrijke rol spelen. De bijen maken dankbaar gebruik van de krokus in de bloeiperiode waardoor er ook kruisingen ontstaan tussen de verschillende soorten. Waar bij een sneeuwklokje of winterakoniet het zaad gemakkelijk te zien is, moet je bij de krokus op je knieën om in mei het zaad te zien zitten. Met name muizen willen nog weleens een krokusveld onder handen nemen.


Een krokussoort die verwant is aan de Bonte krokus is de uit de Balkan afkomstige boerenkrokus (Crocus tommasinianus).
De naam doet je geloven dat je deze soort veel bij boerderijen tegen zou komen, niets is minder waar. De boerenkrokus is veel later in Nederland in cultuur gekomen dan de Bonte krokus. Dit zou de reden kunnen zijn dat we op alle historische plekken eerder de Bonte krokus massaal tegenkomen en niet de Boerenkrokus.
De boerenkrokus bloeit net iets vroeger dan de bonte krokus en is met zijn zilverwitte buitenkant duidelijk herkenbaar. In de zon staan de zacht lila bloemen mooi open (als een ster) en is het een waardevolle plant voor de eerste bijen op zoek naar voedsel. De mieren verspreiden de zaden en er zijn cultivars die sterke pollen kunnen vormen.